Op grond van (onderzoek naar) de Nederlandse jurisprudentie kan niet eenvoudig een geordend beeld worden geschetst van welke bedragen passen bij welke gevallen waarin een aanspraak op smartengeld bestaat. Daarom is inspiratie geput uit de Engelse Guidelines for the Assessment of General Damages in Personal Injury Cases Guidelines, die in 1992 het levenslicht zagen en sindsdien tweejaarlijks verschijnen. In die Guidelines zijn voor allerlei letsels de gradaties van ernst onderscheiden waarin deze zich kunnen voordoen, worden bandbreedtes gegeven die weergeven hoeveel smartengeld daarbij past, en worden factoren genoemd die relevant (kunnen) zijn voor het ‘vinden’ van een bedrag binnen een bepaalde bandbreedte. Deze Engelse aanpak heeft als voordeel dat hij aansluit bij de bestaande praktijk van gevalsvergelijking, deze praktijk inzichtelijker maakt en tevens op een consistentere wijze rekening houdt met ontwikkelingen in waardering van letsels dan dat via individuele uitspraken kan gebeuren. Tegelijkertijd laat hij de gebruiker alle ruimte en voorziet hij in een wisselwerking met rechterlijke uitspraken.
Uitgangspunt van dit onderzoek is dat niet alleen de Engelse indeling in letselcategorieën, maar ook de relatieve waardering daarvan – de onderlinge verhoudingen tussen bedragen – een zeker universeel karakter heeft en dus ook als model kan dienen voor Nederland. Bij het opstellen van de (consultatieversie van de) Rotterdamse Schaal is de Engelse indeling in en beschrijving van letselcategorieën toegesneden op de Nederlandsrechtelijke context en op onderdelen aangescherpt en verduidelijkt. Daarbij is ook gekeken naar de wijze waarop in Ierland en Noord-Ierland het Engelse ‘Guidelines-model’ is geïmplementeerd: ook daar zag men immers aanleiding om het voorbeeld van de Engelse Guidelines for the Assessment of General Damages in Personal Injury Cases Guidelines te volgen.
Voor verreweg de meeste Guidelines-categorieën kunnen de bijbehorende Nederlandse bedragen niet goed worden afgeleid uit de rechtspraak (‘bottom up‘). Daarom is, op basis van een aantal letselcategorieën waarvan de bijbehorende Nederlandse bedragen wel redelijk goed in kaart konden worden gebracht, een algemene omrekenfactor bepaald. Aan de hand daarvan is de in de Guidelines besloten liggende schaal van bedragen omgerekend naar het Nederlandse smartengeldniveau (’top down‘). De Rotterdamse Schaal beschrijft aldus hoe het Nederlandse ‘huis van het smartengeld’ eruit zou zien als we hier dezelfde letselcategorieën en onderlinge verhoudingen zouden hanteren als in Engeland, maar vasthouden aan ons ‘eigen’, huidige smartengeldpeil.
De Guidelines zijn beperkt tot letsel (lichamelijk en geestelijk) en kunnen daarom niet als model dienen voor een schaal van smartengeldbedragen bij persoonsaantastingen anders dan door letsel. Voor aanspraken op smartengeld buiten gevallen van (geobjectiveerd) letsel is daarom uitgebreid jurisprudentieonderzoek verricht naar normschendingen waarvan aannemelijk is dat zij in beginsel leiden tot een persoonsaantasting. Op grond daarvan zijn per type normschending bandbreedtes opgesteld waarbinnen de toegewezen smartengeldbedragen in de meeste gevallen blijken te liggen en worden factoren genoemd die relevant zijn voor de begroting.
Een meer uitgebreide toelichting op de werkwijze kunt u hieronder downloaden.
Onderzoeksteam
mr. dr. M.R (Marnix) Hebly
Projectleider
prof. mr. S.D. (Siewert) Lindenbergh
mr. drs. W. (Willianne) Oudijk
mr. A.I. (Aster) Schreuder
© Erasmus School of Law, Erasmus University Rotterdam
Website door Maintain Design